Het intense systeem van Heyboer

In Den Haag opent vandaag een expositie die de reputatie van Anton Heyboer moet herstellen. Het Gemeentemuseum zet hem vooral neer als kunstenaar en niet als de zonderling met vijf vrouwen.

Dit artikel verscheen in Het Parool, 26 augustus 2017

Anton Heyboer. Dat is toch die zonderling die met zijn vijf bruiden in een boerenschuur woonde? Ja, hij was een polyamoreuze excentriekeling, maar bovenal was hij etser en schilder die binnen en buiten Nederland grote tentoonstellingen had. Juist daarop wil de expositie Anton Heyboer, vanaf vandaag te zien in het Gemeentemuseum, de nadruk leggen al gaat de tentoonstelling niet voorbij aan de zonderlinge periode in Den Ilp.

De laatste zaal in het museum laat zien dat het mis ging met Heyboer in 1975. Hij had toen een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum die zó succesvol was dat het hem benauwde. Hij hield niet van de beperkingen die hooggespannen verwachtingen met zich meebrachten. Hij rebelleerde eigenlijk altijd, dus ook nu. Na de expositie bewerkte hij de gevierde schilderijen met witte en rode verf. Er bleven vernielde, roze werken over.

Hiermee eindigt de Haagse tentoonstelling, maar niet Heyboers oeuvre. Heyboer trok zich terug uit de kunstwereld, en richtte zich op ‘gewone mensen’. Hij brak met zijn galerie; zijn vrouwen zouden voortaan de nieuwe, toegankelijkere schilderijen met kippen en danseresjes vanaf hun erf in Den Ilp verkopen voor bodemprijzen. De kunstwereld nam hem niet meer serieus. In een sketch met André van Duin in 1996 vestigde hij definitief zijn reputatie als maffe volkskunstenaar.

MoMA en Tate

In Den Haag is dat late werk wijselijk achterwege gelaten. Het gaat het museum om de rehabilitatie van de tekeningen, foto’s, schilderijen en prenten uit de jaren vijftig, zestig en zeventig. Dát waren de werken die destijds internationaal volop in de belangstelling stonden, iets wat meer op de achtergrond is geraakt door de aandacht voor zijn levensstijl in plaats van zijn kunst.

Heyboers oeuvre blijkt indrukwekkend: in het voorjaar van 1958 had hij al een solotentoonstelling in Stedelijk Museum; hij nam deel aan de Biënnale van Venetië (1960) en aan drie edities van Documenta (1959, 1964 en 1968); zijn werken zijn te vinden in de collecties van het MoMA en het Tate. Het Gemeentemuseum Den Haag verzamelt sinds de jaren zestig zijn grafiek.

Deze werken zijn moeilijk in een kunsthistorisch hokje te plaatsen. Het was de tijd van zero, popart en minimal art, de tijd van zakelijke kunstwerken waarin de hand van de kunstenaar ver te zoeken was. Heyboer maakte daarentegen juist expressieve kunst.

Vrijwillige opname

Dat je hier met uiterst persoonlijke uitingen te maken hebt, blijkt al uit de eerste zaal in de tentoonstelling. De krijttekening van Baboe Jamie uit 1946 is een portret van zijn vroedvrouw (Heyboer werd in 1924 geboren in Nederlands-Indië). Deze baboe, die hem zijn eerste vijf levensmaanden verzorgde, was volgens Heyboer de enige die hem toen geborgenheid bood. Ernaast hangen houtskooltekeningen die hij in één adem maakte: pas toen hij geen lucht meer had, stopte hij met tekenen. Deze tekeningen zijn dus direct verbonden met zijn lichaam, met zijn leven. Het is niet mogelijk om naar Heyboers kunst te kijken zonder aan de maker te denken.

In de documentaire In kleur bij god thuis uit 1974 vertelt Heyboer dat er geen ‘mens Anton Heyboer’ meer was, alleen nog een ‘kunstenaar Anton Heyboer’. De mens was hij verloren in een psychiatrisch ziekenhuis in Santpoort, waar hij zich in 1951 vrijwillig liet opnemen en waar hij naar eigen zeggen niet als mens uitkwam. “Ik ben er creatiever uitgekomen, met een eigen denksysteem en een eigen vorm van krankzinnigheid die aangepast in de wereld kan bestaan.”

Daarop ontwikkelde hij ‘het systeem’, om het leven dragelijk te maken. In de mooie prent Het Systeem (1958) is te zien dat het gaat om een schema van een X met daarin nog twee kruizen. De krassen ogen zo koortsig, zo intens, dat ze wel een belangrijke betekenis moeten hebben. Maar wat? Het is alsof je een prehistorische grottekening bekijkt waarvan je de betekenis niet kunt aflezen omdat je de cultuur niet kent. Ook bijvoorbeeld de 27-delige ets Het goede moment (1963) sluit je buiten met z’n vreemde constellatie van cirkels, mensfiguren en kippen, maar het intrigeert tegelijkertijd.

Mystieke symbolen

In een zijzaal licht een legenda toe wat de cijfers bij de kruispunten betekenen. Dit heeft Hans Locher (voormalig conservator en directeur van het Gemeentemuseum) in 1976 getracht te decoderen. Punt 2 is bijvoorbeeld ‘de vader’ die voor Heyboer ‘bepalend en opleggend’ was, en er loopt een lijn van daar naar een omcirkelde 2 die staat voor ‘het onbepaald aanwezig zijn’. Punt 3 is ‘de moeder die niet te hulp komt’, haar lijn loopt door naar een omcirkelde 3 (‘de onschuld’). Het snijpunt van die lijnen markeert het cijfer 1: Heyboers eigen wezen. Het is een geruststelling dat de zaaltekst de bezoeker toevertrouwt dat het onmogelijk is om ‘het systeem’ volledig te begrijpen.

Het blijft wel dwarszitten dat de mystieke symbolen zich maar moeilijk laten doorgronden. Tegelijkertijd voelt het ook belonend om de kruizen, aangevuld met kleuren, smalle mensfiguren, cijfers en teksten, te herkennen en te vergelijken. Dwalend door de tentoonstelling wordt je opgezogen in het web van deze bijzondere beeldtaal. Dat zonderlinge leven in Den Ilp zou je er bijna door vergeten.

(c) Sophia Zürcher