Roy Villevoye: Asynchrone werelden

Roy Villevoye, Eró (Preparing the Memorial Carving for Omoma), 2012 inkjet print op lompenpapier 125 x 190 cm
Roy Villevoye, Eró (Preparing the Memorial Carving for Omoma), 2012 inkjet print op lompenpapier 125 x 190 cm

Vier mannen varen staand in hun prauw door de jungle. Een man met een verentooi zit in het midden. Opeens wijst hij naar rechts: daar! Ze stappen uit in het oerwoud, hakken een gigantische boom om, en dragen de stam op hun schouders terug naar hun vaartuig. Opvallend: een van de mannen draagt een gouden Adidas-shirt, een ander loopt op rubberlaarzen, ze roken sigaretjes. Dat lijkt niet te passen in een film over jager-verzamelaars. Hun wereld bestaat tegelijk met de onze, maar het loopt niet synchroon.

Roy Villevoyes laatste film Voice-Over (2014) ging op het afgelopen Internationaal Film Festival Rotterdam in première. De video toont een eeuwenoud Papoeaans ritueel: leden van de Asmat-stam, maken een houten sculptuur voor een overledene. In dit geval van Rodan Omomá, een goede vriend van Villevoye, die in mei 2011 onverwachts overleed.

Villevoye wist dat Omomá’s familieleden nog zo’n beeld zouden maken, en hij vroeg of hij daarbij aanwezig mocht zijn, om zo samen met hen te kunnen rouwen om het verlies van hun geliefde. De sculptuur die in de video gemaakt wordt, zou in verbinding staan met Omomá’s geest. “De dode kan zo nog een keer terugkomen, om te zien dat alles verder goed gaat”, vertelt Villevoye in zijn atelier in Amsterdam. “Dit ritueel is voor zijn familieleden van levensbelang, want zonder afscheid kan Omomá’s geest blijven rondspoken. Als de overledene is ‘gevierd’, is het ritueel klaar. De houten sculptuur wordt in een mannenhuis geplaatst en krijgt daar een beschermende functie”. Villevoye filmde het hele proces, maar Voice-Over is méér dan een verslag van een ritueel.

Verknoopt
Het begin van de film lijkt op een documentaire, de camera registreert slechts wat er gebeurt. Maar dan, na ongeveer tien minuten, klinkt het geluid van een rinkelende telefoon. In beeld zetten de Asmat hun rituele klus voort, maar Villevoye heeft er een afleidend telefoongesprek overheen gemonteerd. We horen de kunstenaar in woede, omdat hij nog veel geld hoort te krijgen van zijn galerie van de verkoop van The Clearing, één van Villevoyes succesvolste sculpturen. Het toont twee levensgrote mannenlichamen die met hun buik op de grond liggen. Het ene lichaam is van een blanke westerling en lijkt op de kunstenaar, de ander is een donkere man, een Asmat-man. Het is een andere vriend van Villevoye uit Papoea-Nieuw-Guinea. De lichamen lijken op de poppen die je in etnografische musea kunt tegenkomen – levensecht, nog beter dan in Madame Tussaud – alleen verduidelijken deze mannen geen cultuur. De manier waarop ze liggen, suggereert dat ze onverwachts om het leven zijn gekomen, en dat roept een heleboel vragen op. Misschien hebben ze met elkaar gevochten, misschien zijn ze slachtoffer geworden van een onbekende ramp. Deze sculptuur is gemaakt in 2010, een jaar voor Omomá’s dood. Nu, terugkijkend, lijkt het een griezelige voorspelling.

Villevoye en zijn galeriehouder ruziën over de verkoop van deze ‘dode’ mannen. Het is een akelig telefoongesprek, als toehoorder weet je je niet goed raad met deze gevoelige informatie, met deze persoonlijke ruzie over geld. Doorgaans verduidelijkt een voice-over wat je ziet, maar in dit geval hebben de woorden niets te maken met het gefilmde. Het beeld wordt zelfs volledig weggedrukt, want terwijl je probeert uit te pluizen waar de ruzie nou precies om draait, is het moeilijk om op de mannen in beeld te letten. De werelden van geluid en beeld zijn niet met elkaar te rijmen: het houtsnijwerk met spiritueel doel in het regenwoud staat mijlenver af van de westerse kunstwereld met subsidies, galeries en financiële transacties.

Villevoye zit verknoopt in beide werelden. In dat opzicht is deze video kenmerkend voor zijn hele oeuvre. Het werk van Roy Villevoye staat sinds 1992 in het teken van ontmoetingen, het jaar waarin hij voor het eerst naar de voormalige Nederlandse kolonie reisde. Daarvoor, in de jaren tachtig, maakte hij schilderijen, in zijn eentje in zijn atelier. De buitenwereld drong alleen binnen in de vorm van kleur: Villevoye maakte schilderijen met kleuren die specifieke culturele connotaties hebben, zoals camouflage- en huidskleuren (hiervoor gebruikte hij onder andere schmink); kleuren met een betekenis. “Ik was met volle overgave een programma aan het afdraaien, ik voorzag hoe ik binnen mijn kunstcircuit eenvoudig had kunnen doorgaan. Maar plotseling wist ik: ik moet de wereld in”, vertelt Villevoye. Hij wilde zijn wereld vergroten en zo ver mogelijk reizen.

Camouflage
Villevoye reist sindsdien om de twee jaar naar Papoea-Nieuw-Guinea. “Ik kende de Asmat van de ongelofelijke beelden in etnografische musea. Ik denk dat ik gelokt werd door hun bestaan als jager-verzamelaars. Ik wilde een alternatief hedendaags leven zien, met mensen die op het scherpst van de snede leven. Maar ik was vooral ook nieuwsgierig naar de manier waarop zij met kunst omgaan. Wat zij doen, staat aan de bron van wat kunst kan betekenen. Het houtsnijden speelt daar een essentiële rol om te kunnen overleven. Kunst en leven staan er dicht bij elkaar.“

En dus vertrok Villevoye naar het land, hemelsbreed meer dan 13.000 kilometer vanaf zijn woonplaats. Hij zette er aanvankelijk zijn onderzoek naar de betekenis van kleur voort, maar hij verruilde de schilderkunst voor de fotografie, video- en installatiekunst. Het sleutelwerk Kó (Showing Primary Colors In Kombai) (1995-1996) bestaat uit drie foto’s die tot een panorama zijn geschakeld. Op iedere foto tonen steeds dezelfde Papoea’s de camera een gekleurd vel. De frontale houding van de mannen doet denken aan koloniale foto’s. Dergelijke foto’s zijn geen portretten, ze objectiveren ‘de Ander’. Kijk, lijken ze te zeggen, zo ziet een Papoea eruit. Gebruikt Villevoye de Papoea’s voor zijn kunst? Wat zegt dat eigenlijk over ons, dat we gelijk het ergste denken? Deze objectiverende foto’s zijn natuurlijk in scène gezet, zodat wat we kennen een nieuwe lading krijgt.

Want kijk nog eens beter. Deze mannen tonen ons de kleuren waar al onze prints uit bestaan: cyaan, magenta en geel (zwart ontbreekt). Het zijn de dominante kleuren in onze Westerse maatschappij, maar in het oerwoud komen deze kunstmatige kleuren niet voor. De Papoea’s hebben zelfs geen woord voor kleur. Het dichtstbij komt het woord kó, dat zoiets betekent als de mate waarin dingen glanzen, stralen, schijnen. De foto’s van de poserende mannen met hun kleurenvellen zijn vervolgens met een speciale techniek gedrukt. Als je de prints van dichtbij bekijkt, is duidelijk dat ze zijn opgebouwd uit de kleuren die de mannen vasthouden. Op een vervreemdende manier brengt Villevoye hier zijn eigen referentiekader samen met dat van een andere wereld. De kleuren van de technische reproductie hebben hun weg naar een andere realiteit gevonden.

Andere levens
Waarom bleef het niet bij de ene reis naar Papoea-Nieuw-Guinea in 1992? Villevoye noemt het reizen zijn ‘dynamo’; het laadt hem op. Deze totaal andere omgeving is, in zijn eigen wat mysterieuze woorden, ‘een plek waar ik in een gedaante van mezelf een extra leven heb.’ Villevoye heeft, bij wijze van spreken, een alter ego in Papoea-Nieuw-Guinea wonen. Hij is zelfs geadopteerd door de familie van Omomá. Het is een ingewikkelde relatie, want echt gelijkwaardig zijn ze niet: Villevoye kan bijvoorbeeld kiezen wanneer hij komt en gaat. De Asmat wonen daar en hebben niet de middelen om zomaar te vertrekken. Maar Villevoye hoort bij de familie, hij neemt T-shirts en sigaretten voor ze mee.

Wat hij echter niet meeneemt, zijn plannen voor kunstwerken. Hij stelt naar eigen zeggen slechts ‘boodschappenlijstjes’ op, ‘want als ik het kunstwerk bestel, mis ik de clue.’ Bij The Clearing wist hij wel ongeveer wat hij wilde maken, maar een werk als Voice-Over had hij naar eigen zeggen nooit kunnen voorspellen. Hij filmde gewoon alles, zoals hij vaak doet, uit belangstelling voor hoe de Asmat kunst maken. Het was op dat moment niet meer dan een homevideo. Maar toen kreeg de kunstenaar een aanvaring met zijn galerie, wat een schijnwerper zette op die andere kunstwereld in Europa.

Dat ‘extra leven’ dat Villevoye bij de Asmat wil leven, kan hij dus niet scheiden van zijn kunstenaarsleven in Nederland. Terwijl Villevoye deelgenoot wordt gemaakt van de materialisatie van rouw in het mangrovebos, veroorzaakt de verkoop van een beeld in België een breuk met zijn galerie. Hij wordt vertrouwd en verliest vertrouwen. De alter ego’s schuren langs elkaar. Het is persoonlijk, verwarrend en confronterend. Het is typisch Villevoye.

Dit artikel verscheen in Kunstbeeld editie 4, 2015

(c) Sophia Zürcher